Platform GRAS presenteert

STAAT IN GRONINGEN

Architectuur in Stad

vergroot

Redengevende omschrijving

  • Door: Rita Overbeek
  • In: Aanwijsbesluit Gemeentelijk monument.
  • Website: http://fleximap.groningen.nl/gnmaps/monumenten/

R.-K. San Salvatorkerk met pastorie en parochiezaal, 1951-1962
Architecten: Ir. J.G. Deur en Ir. C. Pouderoyen, Nijmegen
Opdrachtgever: R.-K. Kerkbestuur St. Salvator
Aannemer: Fa G. Ribberink, Hengelo

Huidige bestemming
R.-K. kerk, deel uitmakend van de Salvator-Mariaparochie

Inleiding

R.-K. kerk, genaamd de San Salvatorkerk, prominent gesitueerd op de zuidoostelijke zijde van de kruising van de Hora Siccamasingel/ Hora Siccamakade en de Van Starkenborghstraat in de westelijke naoorlogse uitbreiding van de wijk Helpman, gerealiseerd in twee fasen in de periode 1951-1962 in opdracht van het R.-K. Kerkbestuur St. Salvator naar ontwerp van het architectenbureau Ir. J.G. Deur en Ir. C. Pouderoyen uit Nijmegen in de bouwstijl van de zogenaamde Bossche School.

Toen tijdens de Wederopbouwperiode in 1948 in middelgrote steden steeds vaker toestemming kwam voor de bouw van kerken, kozen de geloofsgemeenschappen voor een eigen, meer herkenbaar gebouw. Vaak ging het tenminste om de bouw van een of twee protestantse kerken, een gereformeerde en vaak ook nog een katholieke kerk, die over de verschillende uitbreidingswijken moesten worden verdeeld. Tot ver in de jaren vijftig was de katholieke kerkbouw overwegend traditioneel. Vooral oudere architecten als M.J. Granpre Moliere, J.G. Deur en C. Pouderoyen bleven zorgvuldig binnen de gebaande paden. Met hun vroegchristelijke basilica's en Romaanse voorbeelden sloten zij aan bij eeuwenoude tradities. Pas rond 1960 vond in de R.K- kerkbouw een architectonische modernisering plaats. In de begintijd werd de luxe van een toren door de centrale overheid bijna altijd ontraden en soms verboden . Vaak werd in het ontwerp wel rekening gehouden met een toren in de hoop op betere tijden maar ook zonder toren moest een harmonieus gebouw neergezet kunnen worden. Deze ontwikkeling is zeker van toepassing op de langdurige bouwgeschiedenis van de St. Salvator.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog - zo gaat het verhaal - werd door katholiek Groningen de belofte gedaan om een kerk in Helpman te bouwen als de stad gespaard zou blijven . De nieuwe kerk kreeg de naam San Salvator: redder van mensen. In 1947 gaf kardinaal J. de Jong, aartsbisschop van Utrecht het officiele startsein voor de bouw van de nieuwe parochie, die onder leiding kwam te staan van de paters jezuieten Daarvoor moest in 1951 het uitbreidingsplan van Helpman worden herzien omdat het betreffende terrein bestemd was voor woningbouw. Het kerkgebouw met aangrenzende pastorie en parochiezaal moest noodgedwongen vanwege gebrek aan voldoende financiele middelen in fasen worden afgebouwd. In 1951 werd met de bouw begonnen en op 17 juli 1952 werd het eerste gedeelte van de San Salvator officieel in gebruik genomen. De zuidelijke zijkapel naast het altaar fungeerde tijdelijk als sacristie.

Pas in 1959-1962 kon de kerk volgens de oorspronkelijke opzet van 1951 worden afgebouwd en werden de drie westelijke traveeen, de pastorie en sacristie en de doopkapel gerealiseerd. De van meet af aan geplande toren tussen de apsis en de sacristie is nooit uitgevoerd. Voor de bouw kreeg het kerkbestuur een subsidie van fl. 35.460,- volgens de Verordening in de Stichting van kerkgebouwen die op 1 november 1951 in aanbouw waren of waarvan de bouw na die datum was aangevangen. De kosten van de eerste fase bedroegen fl. 150.000,-; die van de tweede fase fl. 500.000,-. In totaal bezit de kerk ruimte voor 705 zitplaatsen.

De St. Salvator is met de R.-K. Mariakerk van architect Coen Bekink in de uitbreidingswijk Corpus den Hoorn en het Marienholmklooster in de Rivierenbuurt het enige naoorlogse R.-K. kerkgebouw dat in de stad Groningen werd gerealiseerd. Interessant is dat beide kerken qua architectonische vormgeving elkaars tegenpolen vormen: de St. Salvator als representant van een behoudende, zeer traditionele stroming in de naoorlogse kerkenbouw (de Bossche School) en de Mariakerk als representant van een zeer moderne functionele bouwstijl, waarin het gedachtegoed van Le Corbusier is verweven. De Bossche School is een stroming in de R.K-. kerkbouw met een voorliefde voor eerlijke constructies en eenvoudig, zo min mogelijk bewerkt materiaalgebruik en maakt gebruik van een specifieke proportieleer.

Bij de voltooiing van de kerk laat de architect nog eens zijn licht schijnen over het traditionele ontwerp: "Is onze keuze destijds juist geweest? Ja en neen. Er is al weer heel wat gebeurd in deze afgelopen tien jaren. Een nieuwe bezinning op de traditie zoals wij ons die toen hebben voorgesteld is niet op die wijze opgevat. Zeker is dus, dat wanneer wij op dit moment de kerk geheel nieuw zouden moeten bouwen, wij dan een ander ontwerp hadden gemaakt, wellicht wat minder traditioneel gebonden en waarin de verworvenheden van de laatste jaren zeker zouden hebben meegespeeld.

Maar anderzijds wanneer U zich realiseert dat we toen voor de opgave stonden de kerk in twee delen te bouwen, waar minstens tien jaren tussen zouden liggen, dan zou men moeilijk een andere opzet kunnen bedenken die een bouw in fasen zo harmonisch weet op te vangen. Juist de strenge gebondenheid van dit basilikale schema maakt dit mogelijk. Het oorspronkelijke plan behoefde na die tien jaren slechts op ondergeschikte punten iets te worden gewijzigd. Maar in grote trekken is het ongewijzigd en overeenkomstig de oorspronkelijke compositie uitgevoerd. Het gebouw van de San Salvator Parochie heeft daardoor een sterk persoonlijk en typisch karakter gekregen, dat niet beantwoord aan een cliche In zoverre geloof ik dat we de vraag toch met een volmondig "Ja" moeten beantwoorden".

In 1985 fuseerde de San Salvatorparochie met de Mariaparochie in de wijk Corpus den Hoorn toen de Mariakerk werd afgestoten en heet sindsdien Salvator-Mariaparochie. . In de periode 1988-1989 vond een grootscheepse renovatie van het orgel plaats. In de jaren '90 is de leeggekomen pastorie, die eerst verhuurd was, verkocht aan de stichting buitenlandse studenten huisvesting, via de huidige woningcorporatie 'IN', en in dagelijks beheer bij de woningbouwcorporatie 'De Huismeesters'. De parochiezaal is in 1995 gerenoveerd en via een stoeltjeslift toegankelijk gemaakt voor ouderen.

Architectenbureau Ir. J.G. Deur en Ir. C. Pouderoyen uit Nijmegen bestond al voor de Tweede Wereldoorlog en bouwde vooral in Nijmegen, o.a. het Studiehuis van de Paters van het Heilig Hart in Nijmegen (1930) en de kapel van het Zusterklooster (1937) in de traditionele stijl van de Delftse School. Architect-stedenbouwkundige Ir. C. Pouderoyen is vooral bekend geworden door zijn uitgebreide stedenbouwkundige activiteiten in het kader van de landelijke Wederopbouw. Hij maakte deel uit van een kleine kring toegewijde leerlingen die zich hadden geschaard om de figuur van Ir. M.J. Granpre Moliere (1883-1972) uit Delft. Na zijn studie was hij enige tijd werkzaam bij het bureau van Granpre Moliere, Verhagen en Kok. Pouderoyen was de ontwerper van het wederopbouwplan van Rhenen (1940), Hengelo (1945) en betrokken bij de wederopbouw van Nijmegen (1946). Hij werkte in deeltijd als stedenbouwkundige voor de Wieringermeerpolder en de Noordoostpolder in het kader van het Zuiderzeeproject (Dienst der Zuiderzeewerken). Hij ontwierp het centrum van Emmeloord in de in 1941 drooggevallen Noordoostpolder en werkte in 1943 aan typologische studies en uitvoeringsplannen voor woningbouw in Emmeloord. Pouderoyen werd in 1945 naar Groningen gehaald als assistent van zijn leermeester, Ir. M.J. Granpre Moliere, de supervisor van de wederopbouw van de binnenstad. Hij zou het leeuwendeel van het praktische werk voor zijn rekening nemen.

Naoorlogse projecten van het bureau zijn behalve de St. Salvatorkerk in Groningen ook gebouwen in Nijmegen en omstreken zoals het Carmelklooster (1948-1951) en de Dokter Poelsschool (1951-1957), allen gebouwd in de stijl van de Bossche School (met J.G. Deur).

Omschrijving

Het kerkgebouw bestaat uit een gesloten, robuuste bouwmassa, gebaseerd op de vorm van de vroegchristelijke basilica met een verhoogd middenschap, geflankeerd door lagere zijbeuken, een naastgelegen doopkapel en een koor dat in de vorm van een apsis is gesloten. De totale hoogte bedraagt 14,50 m. Het gebouw is opgetrokken op een rechthoekig grondplan van 50 x 20 meter en wordt begrensd door de Hora Siccamasingel in het westen, de Van Iddekingeweg in het noorden en de Van Starkenborghstraat in het oosten. Het gebouw is met zijn front naar het westen, de vijverpartij en de Hora Siccamasingel georienteerd en bewaart afstand tot zijn omgeving: een ruime verhoogde stoep bij de voorgevel, een grasstrook met daarin de doopkapel langs de Van Iddekingeweg en een ruim atrium aan de zuidzijde met daaraan het zijportaal. Dit plein wordt begrensd door de parochiezaal en de pastorie die aan de Van Starkenborghstraat grenzen.

De eerste fase van de kerk bezit een fundering op staal; de twee fase is gefundeerd op gewapend betonpalen omdat men bang was voor ontoelaatbare zettingsverschillen, die zouden optreden bij een fundering op staal. De vloeren zijn uitgevoerd in stampbeton op zand en de balklagen en het plafond zijn van hout. Het middenschip is gedekt met een flauw hellend zadeldak; de zijbeuken door lessenaarsdaken, allen belegd met een genuanceerde grijze golfpan. De aan drie zijden vrijstaande achthoekige doopkapel aan de noordzijde heeft een grondplan van 6 x 6 meter waarvan de hoeken zijn afgeschuind. Al het gevelmuurwerk is opgemetseld uit helderrode baksteen van fors formaat (22 x 22 x 22). De constructie van de monumentale boog van het westportaal in de voorgevel is die van een gewapend metselwerk-boogconstructie met beton om de zijdelingse kracht van de boog op te kunnen vangen. De wapening is berekend volgens de methode Cross. De hoofdentree bestaat uit een rechtgesloten ingang met dubbele blankgelakte houten deuren die op een verhoogd bakstenen bordes is geplaatst met centrale bakstenen trap en aan weerszijden een bakstenen ommuring die is versierd met siermetselwerk in de vorm van om en om verspringend aangebrachte stroomlagen. Het geheel is bekroond met een fronton; de ingang is iets teruggeplaatst in de grote boogomlijsting. De topgevel bevat drie rechthoekige glas-in-loodvensters (strips) met gemetselde afgeschuinde dagkanten en natuurstenen onderdorpels die door middel van een bakstenen stroomlaag met elkaar verbonden zijn. Het driehoekige gevelvlak wordt omkaderd door een natuurstenen lijst en reliefmetselwerk in de vorm van een muizetand. Centraal in het vlak is een gestileerd metalen kruis bevestigd.

De zijbeuken bezitten reeksen segmentboogvormig gesloten rechthoekige glas-in-loodvensters (strips) met gemetselde, afgeschuinde dagkanten en natuurstenen onderdorpels. In de zuidgevel bevindt zich een rechthoekig uitgebouwd zijportaal met zadeldak en een driehoekig timpaan met een omlijsting van reliefmetselwerk. Het portaal is geplaatst op een bakstenen verhoging met trap en komt uit op een vierkant atrium, dat is bekleed met betontegels en een rand van baksteenklinkers met een specievulling van kiezelsteen. Het portaal bezit een dubbele blankgelakte houten deur met bovenlicht, dat in het gevelvlak is geplaatst. In dit bovenlicht zijn kruisvormige symbolen verwerkt in natuursteen. Een decoratief fries van siermetselwerk sluit het portaal aan de bovenzijde af.

Aan de noordzijde en aan een zijde verbonden met het gebouw bevindt zich de doopkapel van in totaal 10 m. hoog en gedekt met een flauw hellend tentdak, eveneens belegd met een grijze genuanceerde pan en in het midden bekroond met een kruis. De west- en oostgevel bevatten elk een rondboogvenster met glas-in-lood (strips); de noordgevel een gekoppeld rondboogvenster.

De oostgevel aan de Van Starkenborghstraat bevat een halfrond uitgebouwde apsis die op de begane grond is opgenomen in een rechthoekig bouwdeel. Op de hoeken hiervan gaan de Jozefkapel (noordzijde) en de Mariakapel (zuidzijde) schuil die zich aan weerszijden van het priesterkoor bevinden.

De gesloten halfronde bovenbouw van de apsis bevat een doorlopende lijst van siermetselwerk; in de onderbouw zijn twee overhoeks terugspringende muurvlakken onder een rondboog geplaatst waarin twee kleine rondboogvensters zijn geplaatst die de achterliggende kapellen van daglicht voorzien.

Aan de zuidzijde van de gevel sluit een eenlaags tussenlid aan dat weer in verbinding staat met de sacristie. Op de plaats van dit tussenlid was oorspronkelijk de toren gedacht. Het is evenals de aangrenzende sacristie en pastorie opgemetseld van rode baksteen en verlevendigd met speklagen van gele baksteen. De sacristie heeft een rechthoekige plattegrond en telt twee bouwlagen onder een zadeldak, waarvan de nok evenwijdig aan de rooilijn loopt. De sacristie bevat twee rechthoekige vensters met bovenlichten en een rond venster op de begane grond; dit rond venster is voorzien van glas-applique en bevat in het midden een blauw kruis tegen een achtergrond van gele en groene tinten. De verdieping bevat zes vierkante vensters waartussen speklagen van gele baksteen lopen. Alle raamkozijnen, met uitzondering van het rondvenster zijn niet origineel meer en vervangen. Ditzelfde geldt voor de ramen van de pastorie die ook weer via een tussenlid met een glaspui en betonnen daklijst met de sacristie is verbonden. Ook de glaspui bezit niet meer de originele indeling. De pastorie sluit als een tweelaags bouwvolume haaks aan bij de sacristie en omsluit zo het achterliggende atrium. De kopgevels zijn omlijst en versierd met reliefmetselwerk.

Interieur

Inwendig bezit de kerk nog vrijwel geheel de originele inrichting en aankleding. Het middenschip rust op een colonnade van 2 x 5 betonnen zuilen met kapitelen. Halverwege is een triomfboog aangebracht, die rust op gemetselde pijlers op de plaats waar zich oorspronkelijk de tijdelijke voorgevel van de eerste fase bevond. Aan de westzijde bevindt zich de orgeltribune met een gemetselde borstwering op vier betonnen kolommen met een orgel van Jos Vermeulen Orgelbouw te Alkmaar. In het orgel zijn 11 registers geplaatst. Het orgel was oorspronkelijk tegen de achterwand van het eerste gedeelte van de kerk geplaatst en later verplaatst bij de bouw van de tweede fase.

De kerkvloer is bekleed met Noorse leisteen in een speciebed.

Het vlakke houten plafond boven het middenschip bezit een indeling van 11 x 5 vierkante vakken van elk 1,5 x 1,5 m. en wordt omlijst door een sierrand waarin kruisvormen en trigliefen zijn verwerkt.

Het priesterkoor is ruim van opzet en heeft een verhoogde vloer die is samengesteld uit graniet (?) en versierd met sierranden van kiezelsteen; op vier plaatsen zijn in marmer de letters A M G D ingelegd. De letters staan voor: "Ad Majorem Dei Gloriam" (Tot meerdere eer en glorie van God), de lijfspreuk van de jezuietenorde Het altaar zelf bestaat uit twee hardstenen basiselementen met een afdekplaat.

De wand van de apsis is beschilderd met een voorstelling in de stijl van de vroegchristelijke kunst met daarbij centraal een Christusfiguur. De muurschildering stelt voor Salvator, de Heilbrenger. De Christusfiguur in het midden wordt geflankeerd door vier getuigen van het Heil - twee uit het Oude Testament, Mozes en Elias, en twee uit het Nieuwe Testament, Simon en Johannes de Evangelist. De muurschildering is vervaardigd door de bekende kunstschilder en glazenier Lambert Simon uit Utrecht. De wanden van de zijbeuken bevatten rechthoekige panelen van de Kruiswegstaties die in een soort glasgrisailletechniek zijn uitgevoerd. De toegang naar de doopkapel bestaat uit een blankgelakte houten deur en een dubbele rondboogopening. In de doopkapel staat centraal een hardstenen doopvont met een houten afdekplaat.

Waardering

R.K. kerkgebouw de 'St. Salvator' met sacristie en pastorie, markant gesitueerd aan de Hora Siccamasingel met vijverpartijen en groenstroken, in twee fasen gebouwd in de periode 1951-1962 in opdracht van het R.-K. Kerkbestuur St. Salvator naar ontwerp van het Nijmeegse architectenbureau Ir. J.G. Deur en Ir. C. Pouderoyen in de stijl van de zogenaamde Bossche school, van algemeen belang voor de gemeente Groningen:

-vanwege zijn cultuurhistorische waarde, als belangrijke representant van de vroeg naoorlogse R.K. kerkbouw in Groningen van belang voor de geschiedenis en ontwikkeling van de naoorlogse kerkbouw en de plaats die dit ontwerp daarbij inneemt als representant van de traditionele stroming binnen de R.K.-kerkbouw;

-vanwege zijn architectuurhistorische waarden gelet op de esthetische kwaliteiten van het ontwerp in de vorm van een vroegchristelijke basilica met verhoogd middenschip, lagere zijbeuken en een halfrond uitgebouwde apsis als representant van de traditionele stroming in de vroeg naoorlogse R.-K. kerkbouw naar Brabants voorbeeld (de zogenaamde Bossche school) die tot uiting komen in de robuuste, gesloten en massieve hoofdvorm en de ambachtelijke kwaliteit van de toegepaste baksteenornamentiek in de vorm van reliefmetselwerk, muizetanden en stroomlagen en de iconografisch op elkaar afgestemde, grotendeels originele inrichting en aankleding van het kerkinterieur met een vloer van Noorse leisteen, de orgeltribune met orgel, de wandschildering van de apsis naar vroegchristelijke trant, de ambachtelijk vervaardigde houten plafondversieringen met sierranden, de originele banken en kruiswegstaties; in de sacristie van belang het glas-applique-rondvenster;

-vanwege zijn stedenbouwkundige waarden vanwege zijn situering aan een brede groenstrook met vijverpartijen die de scheiding vormt tussen de wijken Helpman en De Wijert en zijn betekenis vanwege de markering van het stadsbeeld ter plaatse;

-vanwege de gaafheid van het ontwerp van zowel het exterieur als het interieur met vrijwel complete interieurinrichting en aankleding, zoals onder meer de betonnen zuilen, het met cassetten en sierlijsten versierde houten plafond, de Kruiswegstaties, de doopkapel met doopvont, de orgeltribune met orgel, de mozaiekvloer van het priesterkoor en de muurschildering van de wand van de apsis;

-vanwege zijn grote zeldzaamheid als enige representant in Groningen van de zogenaamde Bossche school;

Lees meer

logo

Platform GRAS biedt u deze website aan.
Colofon | Proclaimer